Afbeelding
Foto: Pixabay.com
Column Lucky Luc

De hemel huilt ook

Column

'De hemel huilt ook', zei ik tegen mijn vrouw, als we net in de auto zitten. Het gaat steeds harder regenen, eenmaal op weg. Het weer als spiegel van mijn gemoed, het kan verkeren. Het is bewolkt, grijs en bedrukt, net als ik.

We zijn op weg naar Breda, mijn voormalig thuis. Normaal gesproken verheug ik me op het weerzien, dit keer is het anders. Het is geen vrolijke reden waarvoor we naar de parel van het zuiden gaan. Integendeel.

We zijn op weg naar Frank. Alweer. Net nu het lijkt alsof zijn lijdensweg ten einde is, net nu hij op het punt staat zijn leven weer op te pakken, juist op dat moment slaat het noodlot toe. Weer. De ziekte met de grote K, die als een sluipmoordenaar toeslaat, heeft hem weer te pakken. Eerst in zijn longen, nu in zijn hersenen. Geen kans op genezing, luidt het doodvonnis. En dat hoewel Frank volkomen onschuldig is.

De heenreis kan me niet lang genoeg duren. Alsof het onvermijdelijke, waar ik niet aan wil denken, uitgesteld kan worden.

Veel te snel komt de afslag in zicht, veel te snel vinden we de parkeergarage. € 0,50 per 16 minuten, het ziekenhuis moet de kosten voor deze spiksplinternieuwe garage terugverdienen, lijkt het.

Ik ken het ziekenhuis, in de tijd dat ik me nog Bredanaar mocht noemen was het al een gezondheidsfabriek. Nu het uitgebreid wordt, wordt het alleen maar erger. Een doolhof van gangen en kamers, waar je zomaar kunt verdwijnen. Gelukkig hebben we een routebeschrijving, langs vele gangen met witte muren gaan we, tot we er zijn.

Vrolijk zwaait Frank naar ons, terwijl hij nog in gesprek is met een verpleegster. Het is onwezenlijk, als we even later bij hem zitten in zijn kamer. Achter hem zie ik een paar bomen en struiken, ze zien er dor uit, het leven er uit geperst. Hoe symbolisch.

Hij ziet er vreemd genoeg goed uit, zittend in zijn rolstoel, met een pyjama en vrolijke sokken aan. Dan weer tilt hij zijn ene been op, dan weer het andere.

Het is een gesprek met een traan en een lach. 'Het is bizar', zegt Frank, 'Iedere keer als ik iemand zie, vraag ik me na afloop af of het de laatste keer is geweest dat we elkaar zien'.

Zijn woorden echoën de mijne. 'Het voelt alsof ik onderuit geschoffeld wordt, met de finish in zicht'. Precies wat ik ook dacht, op de heenweg. Kwaad is hij niet, eerder teleurgesteld. Nee, eerlijk is het niet, wat hem overkomt.

Maar, zegt Frank: 'Ik heb een vol leven geleid. Er zijn geen openstaande zaken, geen dingen die ik nog had willen zien of doen. Ik heb er vrede mee'.

Dat geeft ons ook vrede, al blijft het zwaar, voor iedereen. Eén ding heeft het me wel geleerd: koester wat dierbaar voor je is, waar je van houdt. Zeg tegen je dierbaren dat je van ze houdt, al lijkt het nog zo vanzelfsprekend. Koester het nu, in dit aardse leven, koester het in alle eeuwigheid.