Afbeelding
Foto: Ingezonden

De vergeten oorlog, een verslag van een ooggetuige

Algemeen Algemeen

Son en Breugel - Elk jaar worden de oorlogsslachtoffers op 4 mei herdacht tijdens de nationale dodenherdenking. Behalve de herdenking op 4 mei vindt jaarlijks op 15 augustus de herdenking plaats van de Japanse onderdrukking in en om voormalig Nederlands-Indië, dit jaar 75 jaar geleden.

Over de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië is maar weinig bekend bij het Nederlandse publiek. Bij de WOII gaat het vaak over de hongerwinter, Jodenvervolging en vernietigingskampen. De Japanse interneringskampen waren géén vernietigingskampen, er zijn in die 3,5 jaar wel veel slachtoffers gevallen, dat meestal kwam door ziekte en uitputting. De Japanners verwaarloosden hun gevangenen, het eten was schaars en van medische verzorging was geen sprake. Wreedheden en mishandeling waren aan de orde van de dag.

Ooggetuige
Wreedheden die een toen nog jonge Dieter van Schagen uit Son en Breugel als Hollandse jongen, ver weg van zijn vaderland, heeft gezien. Wat je niet begrijpt moet je opschrijven wordt wel eens gezegd, Dieter deed het, hieronder zijn ooggetuige verslag.

Rood-witte vlaggetjes
Al jaren voor WOII was door Jappen propaganda gemaakt voor een vrij land ontdaan van al het Hollandse. Toen de Jap op houten fietsjes het dorp binnenkwam, stond de inheemse bevolking langs de kant van de weg met rood-witte vlaggetjes te zwaaien. Dat enthousiasme zou weldra omslaan toen de bevolking erachter kwam dat de oogstafdracht vele malen hoger was dan daarvoor onder Nederlands gezag.

Geen inkomsten
Spoedig werden de mannen opgeroepen en afgevoerd naar kazernes, de ouden en zieken naar een klooster in de buurt; vrouwen en kinderen bleven achter zonder inkomsten, de banken waren gesloten, net zoals de scholen. Pinnen bestond toen nog niet! De vrouwen werden opgeroepen, geregistreerd, kregen een ‘persoonsbewijs’ en de opdracht zich naar een adres te begeven. Daar aangekomen bleken er al 3 gezinnen te ‘wonen’. Met wat passen en meten lukte dat. De spanningen liepen op, er was gebrek aan hygiëne, sanitair en er was een kleine keuken. Je zat voortdurend op elkaars lip.

Steeds kariger
Na enkele weken kwam er een omheining rond de wijk met prikkeldraad en ‘gedek’, gevlochten bamboematten, dan was er een kamp. Van de Jap geen spoor, je kon zo het dorp in boodschappen doen; wel ’s avonds ‘thuis’ zijn. Daarna kwam er een poort op de toegangsweg en kon je er niet meer uit, eten kreeg je uit een ‘gaarkeuken’, die door vrijwilligers werd bemand. De porties werden steeds kleiner. Na enige tijd werden deze ‘kampjes’ gecentraliseerd onder ander in Midden-Java. Twee dagen in een geblindeerde trein, zonder eten en drinken. Uren in de brandende zon stil staan en wachten. In Ambarawa aantreden, in de houding staan! Mocht je als kind iets niet goed doen, dan werd je moeder daarvoor afgetuigd met een geweerkolf of stok. De rantsoenen werden nog kariger, water met wat groen als soep en een half brood voor ons gezin, we waren met zijn vieren. Wat is een brok varkensvoer (geperste, verpulverde rietsuikerstengel) dan toch heerlijk!

Ziek
Moeder en baby werden ernstig ziek (amoebe dysentrie), de laatste werd ziek, kreeg 42 graden koorts. Moeder liet hem dopen en hij herstelde. De grote moestuin door nonnen onderhouden werd omgezet in één groot kippenhok; stank, stof en ongedierte! Van de eieren of het vlees nooit iets gezien noch geproefd.

Ruilhandel
Begin augustus 1945 naar Banjoebiroe waar we met 2100 vrouwen en kinderen in drie loodsen werden gepropt. Stapelbedden voor vier personen; een plank van 110 x 160 cm tussen twee ijzeren frames; die per 4 gegroepeerd zijn met en een gangpad van 60cm rondom; geen privacy, een onmenselijke stank van zieke ondervoede mensen, te weinig sanitair, nauwelijks water uit een put die vaak droog stond. Van vrede was er geen sprake; er was wat ruilhandel, eten tegen textiel. De bevoorrading van de kampen kwam tot stilstand, waarom zou de Jap nog wat doen, hij is immers verslagen. Begin september kwam een Rode Kruis inspectieploeg onder leiding van de Zwitserse Consul Ilg de kampen in de regio Semarang inspecteren. “De toestanden zijn erbarmelijk!”

Lening
Terug in Semarang smeekte overste P.J. Droog, zojuist ontslagen uit de gevangenis en nu terug op zijn post om het gezag weer vorm te geven, Ilg langer te blijven om meer inspecties uit te voeren. Ilg wil terug naar Batavia. Dan smeekt Droog Ilg om een lening van Fl. 500.000 om extra voedsel te kunnen inkopen. Ilg weet Fl. 300.000 ter beschikking te stellen, waarop overste Droog rijst, eieren en fruit kocht om deze te verdelen over de kampen in de regio Semarang (circa 30.000 vrouwen en kinderen), daarmee in hun basisbehoefte te voorzien en verdere sterfte te voorkomen.

Sterfgevallen
De ‘Bersiap’ brak aan en nu moeten de Jappen de geïnterneerden beschermen tegen de Nationalisten. Een periode van veel bloedvergieten… ‘De Jappen hadden geen vernietigingskampen’, maar door systematisch uithongeren en door zware arbeid uitgeput, stierven er in 1944 dagelijks 3 -5 personen, in 1945 10 in dat kamp.

Aanbevolen: Bruni Adler, Prikkeldraad en Bamboesperen; uit Duits vertaald door Tine Ausma. Walburg Pers B.V. Komt in december 2020 in de boekhandel.

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding