Ton Krabhuis
Ton Krabhuis Foto: Wil Feijen

Herinneringen aan de hongerwinter in de oorlog

Algemeen Herdenken

Son en Breugel - Een paar weken geleden werd de 89-jarige Ton Krabshuis geïnterviewd voor deze krant in verband met zijn 30 jaar vrijwilligerswerk. In het gesprek werd ook de bevrijding van Son en Breugel besproken. Voor Ton was de oorlog een verschrikkelijke tijd; hij wilde er het liefst niet aan terugdenken, omdat het veel nare herinneringen met zich meebracht. Op 17 september is het 76 jaar geleden dat Son en Breugel bevrijd werd en jaarlijks wordt deze bevrijding herdacht. Een reden voor Ton om toch zijn verhaal te vertellen, een verhaal met veel emoties.

Redacteur: Hennie van Hagen
Fotograaf: Wil Feijen

Ton werd geboren in 1931 in Utrecht in een gezin met negen kinderen, van wie er één gehandicapt was. Hij heeft de oorlog bewust meegemaakt. Zijn vader was een fanatiek aanhanger van het Koningshuis en noemde zelfs zijn jongste dochter, geboren in 1940, Juliana Beatrix Irene. Ook luisterde hij stiekem naar Radio Oranje. Het noodlot sloeg echter toe en vader overleed op 52-jarige leeftijd in 1942. Moeder bleef achter met negen kinderen. In die tijd een ramp: er was geen inkomen. Soms kreeg het gezin wat geld van de kerk om eten te kopen.

Geen optie
Op zesjarige leeftijd ging Ton naar de lagere school en maakte deze af. Verder leren, hoe graag ook, was geen optie. Op veertienjarige leeftijd moest hij, net als zijn andere broers en zusjes, geld gaan verdienen om onder andere eten en kolen te kopen. De zusjes werkten bij de Bata en repareerden ladders in kousen voor een karig loontje. Op een gegeven moment was er nergens meer iets te koop, de honger werd een steeds groter probleem en de winter kwam eraan. Enkele kinderen kregen hongeroedeem en waren ernstig ondervoed. Eén zusje kreeg difterie en dat werd vermeld op de voordeur; de Duitsers waren hier namelijk doodsbang voor.

Mandje met aardappelschillen
Er waren geen kolen en hout meer om de kachel te stoken. “Bij een nabijgelegen gasfabriek, waar kolen werden gestookt, klom ik in het donker weleens over het hek om wat sintels bijeen te schrapen voor de kachel”, gaat Ton verder. In het huis werden de deuren en kozijnen gesloopt om het enigszins warm te krijgen in de winter. Bij een verderop gelegen broodfabriek, waar brood gebakken werd voor de Duitsers, kroop hij rond om wat broodkruimels te zoeken. Soms kwam er een klein schip, geladen met appels voor de bezetter, en met een stok met een spijker eraan probeerde hij een appel te pikken. Af en toe gingen enkele zusjes uren eropuit om bij een boer iets te eten te krijgen. Er was niks meer, geen eten, geen water. Ton: “Bij een stokerij kon je wel eens wat heet water halen voor de was, dat was alles. Een enkele keer stond er een mandje met aardappelschillen voor de deur, die wij dan kookten en opaten; wat een lekkernij!”

Aansterken
In 1944 kwam gelukkig de gaarkeuken, waar je om vijf uur twee scheppen pap kon halen voor het hele gezin. Ton bracht zijn tijd vooral door op straat met rondkijken of er wat te halen viel. “Op een gegeven moment werd ik meegenomen door voor mij onbekenden en ging ik met andere kinderen uit de buurt lopend achter een paard en wagen van het Rode Kruis via Amersfoort en Harderwijk naar een boer in Raalte om op krachten te komen. Door ondervoeding kon ik het voedsel heel moeilijk verdragen. Later kwam ik bij een rijkere boer en was het eten beter. Op het einde van de oorlog kwamen de voedseldroppings en het hongerlijden werd langzaamaan minder”, aldus een geëmotioneerde Ton.

Erbij stilstaan
Het zijn heftige herinneringen als hij terugdenkt aan die tijd, waardoor er veel emoties loskomen bij Ton. “Ik heb lang nagedacht of ik dit verhaal wel wilde vertellen, maar deze oorlog mag nooit vergeten worden. Het is belangrijk dat dit ook onder de aandacht komt van de jongere generaties. Het is geen vanzelfsprekendheid om iets te hebben. Wij hadden niet veel, soms helemaal niets, en daar mogen ze best wel eens bij stilstaan. Voor mijn gevoel denken jongeren dat alles maar kan en mag in deze wereld, maar ik weet wel beter!”