Erkam (r) met zijn vrouw Sinem (l) en dochter Feyza Nur (m)
Erkam (r) met zijn vrouw Sinem (l) en dochter Feyza Nur (m) Foto: Wil Feijen

Column Erkam Halis: Waarom hij zijn vaderland verliet

Algemeen Column

Son en Breugel - Maandelijks schrijft Erkam Halis zijn verhaal dat begon als coördinator van publieke zaken bij een Turkse universiteit en die (voorlopig) geëindigd is als een vluchteling in Nederland. In zijn column beschrijft Erkam zijn reis, samen met zijn vrouw en kind van Turkije naar Nederland. In deze krant deel drie van zijn ‘reis’. 

Twee politieagenten sloten me op in de cel in de kelder van het politiebureau en vertrokken. Ik was alleen en wist niet onder welke omstandigheden en hoe lang ik hier zou zijn. Volgens de wet was de duur van voorarrest 24 uur, maar deze tijd in hechtenis is in Turkije verlengd tot 30 dagen, nadat de noodtoestand was uitgeroepen. Dus ik kon hier 30 dagen alleen blijven. Sommige van mijn vrienden werden 30 dagen vastgehouden, van achteren geboeid. De handboeien werden niet eens verwijderd als ze naar het toilet moesten.

De lange muur was ongeveer 3,5 meter lang en de korte muren waren 2 meter lang. Het was als een tombe van 7 m2. Het was ongeveer zo hoog als een standaard kamer en met ijzeren staven tegenover de hoge muur. Er was nog een muur op 1 meter afstand van de ijzeren staven. Er was dus niets te zien behalve die muur. Bovenaan de lange muur zat een klein raam dat niet helemaal open kon. Ik dacht dat ik daar wat licht en lucht kon krijgen.

Daar was een L-vormige bank (totaal 5 meter), de breedte was ongeveer 40 cm. Er waren 4 à 5 dekens en evenveel kussens, maar omdat ze lange tijd niet waren gewassen, stonken ze erg en hun kleur was veranderd door het vuil.

Ik zag een ledlamp tegen de detentiecel buiten de tralies staan, maar die brandde op dat moment niet. De vloeren waren van beton en het werd kouder. Ik ging op de bank zitten, legde een kussen achter mijn hoofd dat van wit naar bruin was verkleurd en bleef de cel onderzoeken.

Mijn eenzaamheid hier duurde niet lang. Na ongeveer 15 à 20 minuten brachten ze vier van mijn collega’s mee. Ze plaatsten er twee naast me en de andere twee werden in een zijcel geplaatst. We werkten aan dezelfde universiteit, maar kenden elkaar niet. Ik ontmoette mijn collega’s in deze donkere en spookachtige cel. Mijn vriendschap met een van deze twee begon in een cel, zette zich later voort in de gevangenis en zet zich nu voort in Nederland. Om elkaars broer te zijn is het niet nodig om de baarmoeder van dezelfde moeder verlaten te hebben.

Het was sowieso onmogelijk voor 3 personen om op een bank van 5 meter te slapen. En het feit dat twee van mijn celgenoten langer waren dan 1,90 maakte slapen op deze bank nog moeilijker. Gedurende de week dat ik in de cel verbleef, probeerden we op die bank te passen en te slapen. Ik herinner me dat ik die week in ‘foetushouding’ sliep.

We aten ‘s ochtends 1 tosti met kaas en ‘s avonds kipdöner in brood. Het eten was walgelijk, maar we moesten het eten. Onze maag werd ziek en we gaven dit door aan de artsen die voor de dagelijkse controle kwamen, maar er veranderde niets. Ik weet dat velen van jullie van döner houden, maar een slechtgemaakte döner kan je echt ziek maken.

Toen de avond viel, ontdekte ik waarvoor de projector diende, die ik in de ochtend zag. Als we ‘s nachts gingen slapen, stond de projector met een camera ernaast aan. Het gaf zo sterk licht dat het onmogelijk was om te slapen. Ze wilden dat we ons redeneervermogen zouden verliezen en niet gezond zouden kunnen denken door slapeloosheid en honger te ervaren.

We werden wakker op de derde nacht toen de niet-geüniformeerde politieagenten arriveerden. Ze waren net zo walgelijk als de politie die me uit mijn huis haalde. Een van hen riep me en zei: “Ik heb goed nieuws voor je.” Ik dacht natuurlijk dat ik zou worden vrijgelaten toen de politieagent het over goed nieuws had. Maar de beestachtige agent, wiens haat zichtbaar was in zijn ogen, grijnsde en vervolgde: ‘’We hebben ook de vrouw van jouw broer gepakt. Zij zal net als jij naar de gevangenis gaan.” Met dit nieuws begon de kleine cel nog kleiner te worden. Ze werd later gearresteerd en ging naar de gevangenis met haar 2,5-jarige zoon en haar ongeboren baby.

De gearriveerde politie in burgerkleding nam een persoon uit de volgende cel en bracht hem naar een benedenverdieping. Daar ondervroegen ze hem zonder advocaat, met dreigementen, beledigingen en misschien zelfs fysieke martelingen. Alle stemmen van ‘illegaal verhoor’ die 3 à 4 uur duurden, waren te horen vanuit onze cel. Ik was ook erg bang dat mij hetzelfde zou overkomen. Ik probeerde de geluiden te onderdrukken door het kussen tegen mijn oren te drukken.

Mijn vrouw kwam een week lang elke dag naar het politiebureau. Als levenspartner deed zij meer dan nodig was. Onze ontmoeting was natuurlijk verboden. De politie zei dat mijn vrouw was gekomen. Ook al zag ik het niet en hoorde ik haar stem niet, het was een grote steun om te weten dat zij langskwam. Ze bracht onder andere een paar kledingstukken en chocoladewafels. Hoewel het verboden was, gaven een paar menselijke politieagenten ze aan ons. Op een keer begreep ik de komst van mijn vrouw: ik hoorde haar stem via het kleine raam in de muur, mijn moeder was bij haar. Ik klom op de bank en trok mezelf naar het raam dat open was. Ik hield me vast aan de raamleuningen en probeerde ze te zien. Maar ik kon alleen de voeten van mijn vrouw zien; het waren de mooiste voeten die ik ooit in mijn leven heb gezien. Ik riep haar toe en vroeg hoe het met mijn dochter ging. “Met onze dochter gaat het erg goed, ze wacht op jouw komst”, antwoordde ze zonder de opwinding te verbergen om mijn stem te horen. De agent die dienst had, merkte dat op toen we aan het praten waren en viel mijn vrouw en moeder aan en nam ze weg van het raam. Ik zat op de bank, trok mijn benen naar mijn buik en stopte mijn hoofd tussen mijn knieën; dat was de eerste keer dat ik huilde, nadat ik was vastgehouden. Mijn celgenoten huilden ook met mij.

Na 4 à 5 dagen in deze slechte omstandigheden te hebben doorgebracht, droom je ervan de gewone gevangenis in te gaan. Je wilt liever naar de gevangenis, want je hebt dan in ieder geval een bed, je kunt goed eten, je kunt douchen, je kunt een boek lezen, je kunt je familie zien op de bezoekdag. Ook ik begon te dromen om uit het voorarrest te komen en naar de gevangenis te gaan.

Op de vijfde dag kwamen er om 8.00 uur twee politieagenten die me uit mijn cel haalden en mij naar de ‘Anti-Terror Branch’ brachten voor verhoor.

Ik wens iedereen een gelukkig, gezond, onbevooroordeeld en tolerant 2021.
erkamhalis@gmail.com