Afbeelding
Foto: Astrid Timmers

Column Luc: Richtingsgevoel

Algemeen Column

Son en Breugel - Het was al bijna donker, toen ik naar huis ging. Een waterige maan scheen voorzichtig door de dunne bewolking, ter verwelkoming. Het was verder helder weer, het dunne maantje zou me dus begeleiden op weg naar huis. Een weg die ik al vele malen heb afgelegd, ik zou het traject bij wijze van spreken met mijn ogen dicht kunnen afleggen. Uit veiligheidsoverwegingen doe ik dat maar niet, overigens. Maar goed ook, een goed functionerend richtingsgevoel heb ik niet.

Moe maar voldaan ging ik op weg naar huis. Eerst had ik de maan aan mijn linkerzijde, dan weer rechts, niet zo vreemd als je dan weer links, dan weer rechtsaf slaat. Of was het andersom? Enfin, al snel kwam ik bij de N279, een rechte weg langs het kanaal. Dat dacht ik, tenminste. Ook nu wisselde de maan regelmatig van kant, alsof ze het af en toe eens van de andere kant wilde bekijken. Of wilde kijken wat nou mijn goede kant is. De rechte lijn bleek aardig krom, mijn richtingsgevoel zweeg in alle talen. Dat is overigens bepaald niet uitzonderlijk, mijn richtingsgevoel is over het algemeen weinig spraakzaam. Als je de weg al kent, is het ook geen probleem.

Het geeft wel te denken. Ik zou geen succes zijn als trekvogel, een goede zalm zou ik evenmin zijn. Waar de rest al halverwege de rivier zou zijn waar we allen uit het ei gekropen zijn, zou ik nog midden op de oceaan rondzwemmen, me vertwijfeld afvragend waar de rest gebleven is. Nee, waarschijnlijk zou ik zo slim zijn simpelweg de rest achterna te zwemmen. Om me bij iedere waterval of andersoortige hindernis af te vragen waar we het allemaal voor deden. Iemand anders achterna, dat is voor mij dé overlevingsstrategie, als ik me in den vreemde bevind. Meestal ben ik dan in gezelschap van mijn lief, die in ons team de navigator is. De naald in haar kompas wijst wel trouw naar het noorden, zij weet wel feilloos op te lepelen welke afslag of straatje naar links/rechts we moeten nemen, waar ik op elk kruispunt radeloos in alle richtingen kijk, op zoek naar iets herkenbaars. Zij houdt mij op het rechte pad, mag je wel zeggen.

De weg naar huis wist ik wel te vinden, toen ik thuis uitstapte, scheen de maan nog steeds, nu aan mijn rechterzijde. ‘Heb ik je maar mooi thuisgebracht, ondanks je gebrek aan richtingsgevoel’, leek ze te zeggen.