Luc van de Wiel
Luc van de Wiel Foto: Astrid Timmers

Column Luc: Huilen naar de maan

Algemeen Column

Son en Breugel - Eens in de zoveel tijd gebeurt het. Niet dat ik het wil, maar het is sterker dan ik. Ik voel het komen, een gevoel dat zo sterk is, dat het onweerstaanbaar is. Verzet is zinloos.

Ik heb er niet voortdurend last van. Het is een korte periode, elke maand, de ene keer heftiger dan de andere. Voor ik bezwijk, kijk ik met meewaren naar degenen die getroffen zijn, in de wetenschap dat ik vroeg of laat ik weer aan de beurt ben. Een koude rilling trekt dan over mijn rug, als ik eraan denk.

Dagen van tevoren begint het, met een jeuk, die je niet weg kunt krabben. Ik zoek elk zuchtje wind op, om verlichting te vinden. Koude douches helpen, maar niet lang. Elk kledingstuk is te veel, voor ik het weet scheur ik ze van mijn lichaam.

Als hoopjes ellende liggen de verscheurde kledingstukken aan mijn voeten. Ik zie ze niet eens, de drang heeft me al te pakken. Naar buiten moet ik, ’s nachts in het donker, met alleen het licht van de maan. Eenmaal buiten ren ik van hot naar her, zonder richting, zonder doel.

De drang wordt sterker en sterker, de honger begint toe te nemen. De nachtelijke uitstapjes, rennen in het donker door het bos, zijn minder en minder bevredigend. Diep van binnen welt een oergevoel op, het groeit en groeit. De rusteloosheid neemt toe, ik slaap nog nauwelijks. Mijn rode, bloeddoorlopen ogen kijken schichtig om zich heen, ik schrik op van elk geluid. 

Het moment is daar. De laatste restjes kleding vallen van mijn lichaam, het laatste restje beschaving eveneens. Ik ren weer naar buiten, op zoek naar mijn lotgenoten. Midden in het bos, op een open plek, tref ik ze. Donkere figuren, slechts silhouetten, schuilend in de schaduw, bang als ze zijn voor het licht. Ze weten wat komen zal.

Niemand kijkt elkaar aan. We weten waarvoor we hier zijn. Als één man verheffen we onze stem, als een klaagzang. We voelen ons één, we voelen ons weer man. Zo snel als het begon, is het ook weer afgelopen. We gaan terug, terug naar onze levens als brave echtgenoten/partner. Terug aan het werk, in onze nette kantoorkleding. Terug in het keurslijf.

Zo af en toe leggen we het keurslijf even af, zijn we even als mannen onder elkaar, slap ouwehoerend en voetballen kijkend. Als dat niet genoeg meer is, komen we bij elkaar. Om te huilen naar de maan.