Afbeelding
Foto: Wil Feijen

Column Luc: Wittebroodsweken

Column Column Column Lucky Luc

Witbrood was ooit een luxeartikel, dat voorbehouden was aan rijke mensen. Het werd gezien als puurder, als superieur ten opzichte van bruinbrood. Het is duurder om te maken, om dat eerst alle kiem en zemel uit gezeefd moet worden. Dingen die het brood juist gezond maken. Meer betalen om ongezonder te eten, het klinkt paradoxaal.

Bruinbrood is lekkerder, vind ik tegenwoordig. Vroeger kon ik het kontje van een witbrood wel waarderen, mits vers en dik besmeerd met boter. De laatste tijd echter komt er geen witbrood meer op de plank bij ons in huis. De wittebroodsweken zijn achter de rug.

Onlangs moest ik er weer aan geloven. Een vezelarm dieet, ter voorbereiding op een darmonderzoek. Geen pretje, eerst moeten de darmen opgeschoond worden, door veel drinken (water, zucht!) en geen vezels in je eten. De lijst van wat je allemaal ontzegd wordt is schier eindeloos, de lijst van wat wél mag een stuk korter. Dat maakt de keuze makkelijker, dat dan weer wel. Brood, een essentieel onderdeel van mijn dagelijkse menu, mocht alleen wit zijn.

Dus zat ik tussen de middag, op kantoor, ineens te staren naar een snee witbrood. Met daarop géén worst, géén ham (rauw of gekookt) en géén stroop of jam. Kalkoenfilet of rookvlees, meer keus was er niet. Ik keek er eens goed naar, de boterham was een beetje platgedrukt (geen stevigheid). Het brood oogde klef. Voorzichtig nam ik een hap. Smakeloos. Laf. Totaal niet vullend. Onbevredigend.

Pas als je iets niet mag, mis je het. Je wil het, nú! Ik heb nog nooit zo verlangd naar chips, een stukje worst of een bruine boterham als in de vier dagen in aanloop naar het darmonderzoek. Vier dagen hebben nog nooit zo lang geleken. Elke dag fantaseerde ik wat ik als eerste zou eten als het onderzoek achter de rug was, als een gevangene die alleen op water en droog brood moet leven. Wit brood, waarschijnlijk, zonder smaak of beleving.

Ik mag niet klagen. ‘Mensen in Afrika, díé hebben honger’, zei mijn moeder vroeger, als ik met lange tanden aan de brune bonen zat, a la Bartje. Met een hongergevoel ben ik niet naar bed gegaan, met een leeg, onbevredigd gevoel in de maag wel. De eerste hap van een bruine boterham, na het onderzoek, die smaakte verrukkelijk. Zachtjes kauwde ik, genietend van de smaken die mijn papillen kietelden. De wittebroodsweken waren voorbij!