Bijzondere Kerstverhalen.

Verhalen spelen vaak met je fantasie en doen een beroep op je verbeelding. Verhalen maken ons wijzer, banger, vrolijker kortom verhalen kunnen ons veranderen.
DeMooiSonenBreugelKrant heeft speciaal voor Kerst enkele bijzonder verhalen geselecteert, veel leesplezier en een fijn Kerstfeest.

Een kerstsprookje uit Scandinavië

Lang geleden in een land hier ver vandaan, maar misschien ook gisteren in een stad hier heel dichtbij, liep er een mens over een lange brede weg.
De man was soldaat geweest in het leger van de koning. De oorlog was voorbij en de man was op weg naar huis.
De man kwam steeds dichter bij een stad en zag groepjes mensen.Als hij langs een groepje mensen kwam gaf hij een vriendelijke groet, maar die werd nooit beantwoord. En als de groepjes mensen elkaar passeerden zag hij dat ze elkaar niet groetten. Ook de mensen die op het land werkten groetten niet. Hoe meer hij om zich heen keek, hoe vreemder het hem leek.

Op het eerste oog leken het allemaal gewone mensen, maar hij zag de mensen van een groepje heel erg op elkaar leken. Ze droegen precies dezelfde kleren, ze hadden hetzelfde haren.Zo was het ook met de huizen: dezelfde vorm, dezelfde kleur daken. Zelfs op het land groeide dezelfde groente.Als hij nog beter keek, zag hij dat mensen die op de akkers werkten groenig haar hadden en groene kleren droegen en dat deden bij huizen met groene daken. Op het land groeide daar ook alleen maar groene groenten.
De mensen zagen er moe en mager uit. De huizen waren overal vervallen. En het land, ondanks dat er wel gewassen groeiden, zag er kaal uit.

De man had een lange reis achter de rug en hij had nog ver te gaan. Hij zocht een plaats om uit te kunnen rusten en hij had honger. Er zat niets meer in zijn oude soldatentas. De soldaat durfde niet zo goed naar iemand toe te lopen. Hij had het idee dat deze mensen in het stadje arm waren. Liep hij op iemand af, dan liep de persoon snel door.
De soldaat ging midden op het plein zitten. Hij keek eens om zich heen. Hij keek naar de zon die stond te stralen aan de hemel. Hij dacht eens diep na.
Ineens zag hij vanuit zijn ooghoeken dat er kinderen het plein op kwamen gedrenteld. Heel voorzichtig kwamen ze dichterbij. Hij zag iets in de ogen van de kinderen wat hij nog niet gezien had in de ogen van de grote mensen: ze leken wel nieuwsgierig.
Zonder een woord te zeggen stopten de kinderen een paar meter voor hem en gingen op de grond zitten. Het waren kinderen met groene haren, groene schoenen, groene kleren en kinderen met rode haren.
De soldaat vroeg aan een kind: "Ik heb honger. Hebben jouw vader en moeder misschien iets te eten?"
"Ach, we hebben niet veel. We eten alleen maar wortelen, want die zijn van ons. En we mogen dat nooit aan andere mensen geven."
En een ander kind antwoordde precies hetzelfde. Alleen dat kind at alleen maar prei. En bij nog een ander kind, daar aten ze alleen maar tomaat of ui. Meer was er niet.
De soldaat zag dat ook de kinderen honger hadden.
Uit zijn ooghoeken zag hij dat er ook volwassenen naar de kinderen kwamen. Het leek alsof ze hun kinderen kwamen ophalen. Maar ook hier zag hij dat ze toch wel heel nieuwsgierig waren. Ze keken naar hem en de man keek naar de mensen en naar zichzelf. Toen begreep hij het: hij had een groene broek en een rode jas aan, een witte sjaal om en een oranje pet op. Het leek wel alsof de mensen dachten: hoe kan dat nou, al die kleuren aan één lijf?

De man stond op, ging op het bankje staan en hij zei: "Beste mensen, ik kom van ver en ik heb honger. Ik zie dat jullie dat ook hebben. Hier, in mijn soldatentas, heb ik een heel bijzondere steen. Het is een wondersteen. Die steen heb ik gekregen van een oude wijze man. Hij vertelde aan mij dat waar de zon schijnt er altijd wel een plek is waar het geluk kan komen. Gebruik daar dan de steen, had de oude wijze man gezegd. Van steen kan ik een grote pan met voedsel maken, met soep bijvoorbeeld. En dan is er genoeg voor iedereen!"
De soldaat zag wel dat de mensen het niet echt geloofden, maar hij sprak rustig door. "Heeft iemand een pan voor me?"
Een van de kinderen rende naar huis en kwam terug met een grote pan. Een ander kind haalde water uit het beekje dat langs de stad met stadjes slingerde. Een derde kind sprokkelde hout en een vierde kind maakte daarmee een vuurtje. Het was ondertussen heel druk geworden op het plein. De mensen stonden onwennig met hun groepjes bij elkaar.
De soldaat nam de steen en deed hem in de pan met water, die langzaam begon te dampen en te koken. Met een lepel proefde de soldaat uit de pan. "Nou, dat smaakt goed" zei hij vrolijk, "er zou eigenlijk alleen nog een beetje zout bij moeten. Dan is hij wel goed hoor".
Een van de kinderen keek zijn moeder aan. Zonder iets te zeggen rende hij naar huis en kwam terug met een kommetje zout. De soldaat deed het zout in de pan en proefde na even geroerd te hebben. "Ach, wat bijzonder zeg, hij smaakt al goed! Er zou nog iets zoets bij moeten".
Een kind met oranje haar rende naar huis en kwam terug met in zijn hand worteltjes. Wel wat oud, maar nog best goed te eten.
Nu nam de soldaat een lepel van het vocht en liet dat aan iemand proeven die groen haar had. "Ja dat is al heel lekker, er zou alleen nog iets van....."
"Prei!," riep zijn zoontje, "prei van ons". Meteen rende hij naar huis en kwam terug met een bosje groene prei.
Nu waren alle mensen dicht bij de pan gekomen, en iedereen proefde. En iedereen zei: "Ja, lekker, maar...." En iedereen zorgde er voor dat dat in de soep kwam wat nodig was. De pan werd voller en voller, en op het pleintje steeg een heerlijke damp van een geurige soep op.

"Zo, de soep is klaar!" riep de soldaat, "nu moeten we hem nog eten!"
Mannen, vrouwen en kinderen renden weg. Ze kwamen terug met groene lepels, gele soepkommen, alle kleuren tafels en stoelen. Alles werd in een kring midden op het plein neergezet en de tafels werden gedekt met kleuren kommen. |
De soldaat schonk de kommen vol. Hij deed de veelkleurige soep in een groene kom, zette er een bruine lepel in en bracht die naar een oranje tafel. De mensen waren ondertussen veel vrolijker geworden, ze liepen door elkaar en ze gingen helemaal niet meer zo voorzichtig naast elkaar zitten. Iedereen begon te eten, en overal kon je horen: "Oh, wat is dat lekker. Ach wat smaakt dat goed en dat allemaal door zo'n gelukssteen".
Iedereen smulden van de overheerlijke soep. Ze hadden in geen tijden zo lekker gegeten en aten met elkaar de hele pan leeg. Alleen de soepsteen lag er nog in.

De soldaat stond op en wilde vertrekken. "De soepsteen ligt nog in de pan," riep een kind.
"Die mogen jullie houden, daar kun je nog wel 1000 maal soep van koken! Als je het maar doet zoals wij het nu hebben gedaan".
"Dat is een echte gelukssteen," zei een jongen met rood haar tegen een meisje met blauwe ogen.
De soldaat lachte toen hij dat hoorde, terwijl hij het plein afliep.

Buiten de stad gekomen, zocht hij een mooie ronde steen, stopte hem in zijn soldatentas en liep fluitend verder.