Recht doen aan onze (bos)natuur

Wanneer wij natuur voelen als een kracht waaraan wij mensen ontsproten zijn, waar ons leven als mens uit voortgekomen is, wanneer wij natuur ervaren als een kracht die onvoorwaardelijk het beste van zichzelf deelt met ons zodat wij een goed bestaan op kunnen bouwen en dat zij dat doet in de vorm van het delen van al haar schatten en rijkdommen als: zuurstof, water, voedsel, grondstoffen en daarbij ook nog eens haar enorme schoonheid in onze ogen legt om intens van te genieten, dan is er sprake van een relatie met deze natuurlijke kracht voelen, dan vóelen wij dat zij het allerbeste van zichzelf met ons deelt, onvoorwaardelijk. Wanneer wij dát voelen, dan willen wij haar ook het allerbeste van onszelf teruggeven, dan voelen wij deze wederkerigheid als iets natuurlijks, als vanzelfsprekend, zoals wij deze naar een moeder, een ouder, een verzorger voelen die onvoorwaardelijk het beste van zichzelf met ons gedeeld heeft, dan willen wij niets liever dan het allerbeste van onszelf delen waarmee wij diegene eren, recht doen. 

Het allerbeste van onszelf delen, de ons omringende natuur eren, recht doen, houdt dan niet in: bestaande natuur beschadigen, vernielen, vernietigen, verschralen, uitputten, uitmelken, uitmijnen, schadelijke stoffen uitstoten, afval dumpen, want daarin voelen we dan dat we de ons omringende natuur geen recht doen, niet het allerbeste van onszelf delen, haar niet verrijken, maar haar natuur gebruiken, vervuilen, uitputten en verarmen.

Het allerbeste van onszelf delen, mondt dan ook niet uit in onderlinge strijd, in welles/nietes, in voor en tegen, in tweedracht, in het elkaar bevechten, in tegen over elkaar staande of haaks op elkaar staande meningen. Het allerbeste van onszelf delen, is erkennen dat al het leven recht heeft op een eigen volwaardig bestaan, dat wij mensen onszelf niet in de allereerste plaats dit recht toe kunnen kennen omdat we door zoveel meer leven omringt worden. Leven in de vorm van natuur waar ons voortbestaan mee samenhangt. Dat het recht op een eigen volwaardig bestaan in die zin een recht voor elke vorm van leven behoort te zijn, een uitgangspunt behoort te zijn aangaande alles wat leeft. 

Daarvan uitgaan, dat eren, dat koesteren, verrijkt ons menselijke bestaan. We staan als mens dan niet meer verheven boven alles en in die zin alleen, maar verbinden ons omdat we dan al het leven inclusief onszelf beschouwen als een uniek deeltje leven dat met elkaar samenhangt en we daarin voelen dat we hiervoor zorg te dragen hebben zoals wij voor onszelf zorgdragen en wanneer we vergeten zijn wat dit inhoudt, wat dit van ons als mens vraagt, dat we dan eerst naar dat antwoord op zoek gaan...

Yolanda Warmoeskerken