Afbeelding
Foto: Wil Feijen

Column Judith: Dialect

Algemeen Column

Son en Breugel - Het is al ver na 22.00 uur geweest als ze alarm maakt. Ik schrik; normaliter belt ze nooit en zeker niet zo laat op de avond. Ik snel mij naar haar kamer en tref haar in paniek aan: 'Zuster, wo is det poesje? Det loog hie sjus nog in d'n sjtool en noe is-ut weg. Ohhhh zuster, det is zeker gevalle en noe de waeg kwiet!' (Zuster, waar is dat poesje. Net lag het hier nog in de stoel en nu is-ie weg. Ohhh zuster, het is beslist gevallen en de weg kwijt).

Ik ga bij haar op bed zitten en kijk haar aan. In het Limburgs stel ik haar gerust en vraag haar of ze heeft gedroomd. Ze denkt van wel. Ik verzeker haar dat hier geen poesje is en dat, mocht ik er eentje vinden, ik er zeker goed voor zal zorgen.

Dat stelt haar gerust. Ze haalt een keer diep adem. Ik voel de rust die ze krijgt. Dan zegt ze: 'Sprak je me net echt aan in het Limburgs, of heb ik dat ook gedroomd?'

Ik lach en verzeker haar dat deze beleving echt was. Ik sprak inderdaad Limburgs. 'Mag dat eigenlijk wel van je baas?'

Ik zeg haar dat ik er geen idee van heb en dat het me ook niet zo veel kan schelen. We schateren het samen uit, inmiddels weer teruggekeerd naar iets wat lijkt op ABN.

Ik stop haar lekker onder de wol en wens haar welterusten. Met een glimlach op mijn gezicht verlaat ik haar kamer.

'Wie sjoen os Limburg is!'