Trees, derde van links, met de bij de familie Van Vroonhoven ingekwartierde huzaren, 1939-1940 (72627)
Trees, derde van links, met de bij de familie Van Vroonhoven ingekwartierde huzaren, 1939-1940 (72627) Foto: Erfgoedvereniging Son en Breugel

Toendertijd

Algemeen

Son en Breugel - Vanwege de toegenomen internationale spanningen kondigde het toenmalige kabinet De Geer II op 28 augustus 1939 de algemene mobilisatie af. Alle dienstplichtigen van de lichtingen 1924 tot en met 1938 werden opgeroepen. De lichting 1939 was al onder de wapenen. De landmacht groeide binnen twee dagen van 100.000 naar zo’n 280.000 man. Al deze soldaten moesten ergens ondergebracht worden. Vaak koos men hiervoor leegstaande gebouwen (scholen en fabrieken). Huzaren werden met hun paarden meestal in boerderijen ingekwartierd. Ook Son en Breugel kreeg met inkwartiering te maken. Dat was onder andere het geval bij de familie Van Vroonhoven in Breugel. Een van de huzaren die hier in huis kwam, was Piet Matthijs. Hij hield tijdens de mobilisatie een dagboek bij over zijn verblijf in Son en Breugel. Wij selecteerden twee passages uit het dagboek waarin Trees van Vroonhoven (in Breugel beter bekend als Trees de Snijer) een belangrijke rol speelt. Het dagboek geeft een inkijkje in het leven van alle dag tijdens de mobilisatie.

Trees en de huzaren

“Na weer uren rond te hebben gereden, kwamen we laat in de middag in Breugel aan. Ons peloton werd ingekwartierd bij de familie Van Vroonhoven op het Pieter Breugelplein. De familie bestond uit vader, moeder en een dochter Trees die naar wij dachten een jaar of dertig was. Ze waren heel ouderwets gekleed, altijd in zwart of grijs en Theresia, zoals ze eigenlijk werd genoemd, droeg op zondag een zwarte jurk met witte balletjes erop. Overal in huis hingen heilige platen en stonden heilige beelden onder een stolp. Het was een groot huis en één van de keukens werd onze eet- en zitkamer. Op zolder was door de kwartiermakers een hoop strooi neergegooid, waar we een slaapplaats van konden maken. Er stond ook nog een kist met zand en een emmer water, om een eventuele brand te blussen. De emmer was in de kortste keren van water in pis veranderd, want als je er ’s nachts per ongeluk uit moest om eeen kleine boodschap te doen, moest je een eind naar buiten waar de w.c. stond. De kist met zand is in al die maanden dat wij er waren veranderd in een grote asbak vol peuken en werd nooit schoongemaakt. In de kleine keuken stond een pomp waar steenkoud water uitkwam; de put waaruit dat water werd opgepompt was dan ook heel diep, zei onze nieuwe kwartierbaas. De w.c. was wel ouderwets maar heel netjes; je kon er zelfs niemand op zien zitten als je er voorbij liep. Heel wat anders dan het verrotte schijthuis in Bakel. Als je daar op zat, liep je kans om een beet te krijgen van twee varkens die daar zaten; eigenlijk zaten we daar in het varkenshok. Het stonk er altijd verschrikkelijk en we moesten de varkens met onze sabelkoppels van ons lijf houden. De familie Van Vroonhoven waren heel aardige mensen en ze deden altijd hun best om, zover dat in hun vermogen was, wat gezelligheid te brengen in onze zitkamer. We kregen ook nog een grote kolomkachel in de keuken, die een heerlijke warmte verspreidde en elke morgen door vader zelf werd aangestoken en verzorgd.”

“Ons kwartier bij de Van Vroonhovens was best gezellig, heel wat anders dan in Bakel. In 1941 zijn Jo [= de vrouw van Piet Matthijs] en ik op de tandem op bezoek geweest en toen vertelde Trees aan Jo dat ze zo konden zien, dat ik uit een nette familie kwam. Het beste zagen ze dat, als ik kamerwacht had. Dan werd er verondersteld, dat je overal waar wij ons bewogen, netjes schoonmaakte. Ik lapte zelfs de ramen, zei ze, ‘met de schoteldoek’. De andere jongens gooiden er maar met de pet naar. Ook vertelde ze over de dochter van de bakker. Die kwam elke week, als wij vrij van dienst waren, de wekelijkse voorraad brood brengen, van die grote lange witte broden. Trees riep me dan bij hen in de kamer en gaf me een dikke pil met flink wat boter en suiker er op; dat was weer eens wat anders dan alle dagen kuch. Volgens Trees had ik er geen erg in wat er de bedoeling van was, maar dat had ik de eerste keer al door. Ik deed maar of mijn neus bloedde. Des bakkers dochter is ook nooit getrouwd, vertelde Trees.”

Tot zover het ‘dagboek’. Uit de tekst blijkt duidelijk dat het hier gaat om achteraf opgeschreven bevindingen. Maar daarom niet minder interessant.

Heeft u nog opmerkingen over dit artikel? Stuur uw reacties dan naar Frans Wilbrink, e-mail: coordinatorbg@erfgoedvereniging-sonenbreugel.nl of bel naar 0499-473049.