Afbeelding
Foto: Wil Feijen

Column Judith: Hotel

Algemeen Column

Son en Breugel - ‘Zuster, ik voel me zo opgejaagd; mijn hart gaat als een malle tekeer!’ Controlemetingen en ECG wijzen uit dat het héél serieus is: een pols in rust van 170. In overleg met de dienstdoende arts en zijn zoon wordt een ambulance gebeld. Hij zal naar het ziekenhuis moeten.

Medebewoners, sommigen zijn nog wakker, kijken verbijsterd toe hoe hij, liggend op de brancard, meegenomen wordt. Ze maken zich zorgen. En wij ook! Eenmaal aangekomen bij de cardioloog blijkt er gelukkig weinig reden tot opname. Gewapend met medicatie mag hij terug naar ons verpleeghuis.

Als ik hem de volgende ochtend verzorg, zie ik dat de gebeurtenissen van de avond tevoren begrijpelijkerwijs behoorlijke schrik hebben opgeleverd. Ik ga bij het voeteneinde van zijn bed zitten en laat hem vertellen: over zijn angst, de vreugde dat zijn zoon onmiddellijk tijd maakte en hem naar het ziekenhuis begeleidde, de opluchting dat hij snel weer weg mocht en ga zo maar door. Nadat hij zijn hart heeft gelucht, plaag ik hem: ‘Als u liever een ander hotel prefereert, dan mag u dat de volgende keer gewoon zeggen, hoor. Het is niet nodig om uw medebewoners en ons de stuipen op het lijf te jagen en zo’n dure taxi te bestellen!’

Hij lacht er hartelijk om en zegt dat hij al snel tot de conclusie kwam dat de ambulancebroeder niet kon tippen aan de charmante zusters die bij ons werken.

We lachen smakelijk om zijn gevatte grap en gaan samen op weg naar een lekker ontbijtje en een kopje koffie!