Theo met een van zijn gedichten op het digibord
Theo met een van zijn gedichten op het digibord Foto: Ingezonden

Theo Smit schrijft 1600e gedicht

Algemeen Algemeen / Son & Breugel

Son en Breugel - De gedichten van Theo Smit vindt u regelmatig in de rubriek ‘DichtBij’. Theo werd in 1948 in Den Haag geboren. In 1954 vertrok het grote gezin voor het werk van de vader naar Brabant. Als middelbare scholier op het Gymnasium Bernrode in Heeswijk begon hij met dichten en ging hiermee verder, ook tijdens zijn studie aan de TU Eindhoven.

Geschreven door: Catherine Witvliet en Willem Berkers

Theo werd docent aan De Hogeschool Eindhoven en verhuisde met zijn gezin naar Son en Breugel waar hij samen met zijn vrouw Marijke nog steeds naar genoegen woont. Regelmatig draagt Theo voor uit eigen werk zoals onder andere op Het Dommelbalkon bij Kunstpleinen, bij exposities zoals in Villa De Kleine Heide en Kasteel Geldrop. Hij schreef kortgeleden zijn 1600ste gedicht. Een goede reden om hem zelf het woord te geven:

‘’Mijn drijfveer om als puber met dichten te beginnen was om meer grip te krijgen op alles wat om mij heen en in mij gebeurde. Jezelf beter leren kennen en er mee leren leven. Gedichten schrijven maakte mij gelukkiger. Nog steeds, want spelen met taal zie ik als een conceptuele kunst, als creëren. Er zijn zoveel voorbeelden, bijvoorbeeld een woord als ‘jaarringen’, dat pakt mij als beeld van het leven waarin ervaringen lagen van herinnering vormen die ik vervolgens woorden geef in een gedicht. Veel van wat ik zie, lees, en hoor leidt tot een gedicht, humoristisch, cynisch of ernstig en alles wat daartussen ligt. Het machtsspel in organisaties en tussen mensen is zo’n onderwerp. Het komt steeds terug in mijn gedichten, ik wijdde er zelfs een bundeltje aan: ‘Poëtisch handboek van de macht’. De actualiteit is een bron voor de dichter, ook mijn persoonlijke sociale omgeving is en blijft een inspiratiebron. De dichter kan soms zaken overdrijven, liever wel met zo weinig mogelijk woorden.

Soms ga je een grens over in je kwetsbaarheid, noem het ‘de schaamte voorbij’. In de dichtersgroep ‘DichtBij’ lezen wij aandachtig elkaars werk om dit vervolgens opbouwend te bekritiseren. Gedichten moet je leren lezen. Het moet ‘raken’. Veel gedichten van onder andere Vasalis, Neeltje Maria Min en Hans Vlek, waar ik al jong kennis mee maakte, zijn mij nog steeds dierbaar.

In de loop der jaren is de vorm bij veel dichters vrijer geworden. De meeste hedendaagse dichters streven niet meer naar eindrijm. Vaak wordt mij gevraagd waar de grens tussen poëzie en proza ligt. Zelf denk ik dat het gedicht niet persé hoeft te ‘eindrijmen’ en een verhaallijn kan hebben zij het in beknopte, beeldvormende taal. De herhaling van klinkers en medeklinkers binnen de regels en het metrum maken het verschil tussen een verhaal en een gedicht. Zelf schuw ik het eindrijm niet. Het hoeft niet maar ik stuur het niet weg als het zich op een natuurlijke manier aandient. Het dichten en schrijven is voor mij een ‘way of life’. Je leert jezelf goed kennen, stimuleert je filosofische kijk op mens en wereld en het verrijkt mij, het blijft mijn groeimiddel.”