De beroemde foto van 31 januari 1945, waarmee de Geallieerden ‘ontdekten’ dat er kampen waren in Banjoebiroe
De beroemde foto van 31 januari 1945, waarmee de Geallieerden ‘ontdekten’ dat er kampen waren in Banjoebiroe Foto: Dieter van Schagen

Herdenking van Japanse onderdrukking in en om voormalig Nederlands-Indië

Algemeen Herdenken

Son en Breugel / Landelijk - Jaarlijks vindt op 15 augustus de herdenking plaats van de Japanse onderdrukking in en om voormalig Nederlands-Indië, nu 76 jaar geleden. Tijdens deze herdenking wordt stilgestaan bij het officiële einde van de Tweede Wereldoorlog in het Koninkrijk der Nederlanden en worden alle slachtoffers herdacht van de oorlog tegen Japan en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. De NOS verzorgt dit jaar wederom de live tv-uitzending van deze herdenking. De uitzending start om 12.05 op NPO1.

Over de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië is maar weinig bekend bij het Nederlandse publiek. Bij deze oorlog gaat het vaak over de hongerwinter, Jodenvervolging en vernietigingskampen. De Japanse interneringskampen waren géén vernietigingskampen, er zijn in die 3,5 jaar wel veel slachtoffers gevallen, dat meestal kwam door ziekte en uitputting. De Japanners verwaarloosden hun gevangenen, het eten was schaars en van medische verzorging was geen sprake. Wreedheden en mishandeling waren aan de orde van de dag. 

Ooggetuige
Dieter van Schagen uit Son en Breugel kan daar over meepraten. Als jonge Hollandse jongen, ver weg van zijn vaderland, heeft hij deze wreedheden gezien. Dieter herdenkt 15 augustus deze bevrijding en neemt u mee in zijn verhaal, nu 76 jaar geleden.

Bevrijding
Bevrijding 1945 is voor mij het moment waarop hij met zijn hand een gebaar maakt en de muur van schouder aan schouder opgestelde kaalgeschoren Jappen uit één gaat. Met een auto met chauffeur worden we naar de Eritrea, een oorlogsschip, gebracht dat ons richting Singapore brengt. Het is dan 16/17 november 1945, met dank aan het team van de Nederlandse Ambassade voor hun bemiddeling met Het Historisch Archief van de ltaliaanse Marine.

Levensverhaal
We zitten sinds 11 augustus 1945 in Banjoebiroe 10 waar we te voet naar toe zijn gelopen (7km) vanuit Ambarawa, komend uit Moentilan. Zo’n ca 350 vrouwen en kinderen, uitgeput door honger en ziekte slepen zich voort. Op een nieuw stuk terrein met daarop 3 loodsen tussen ‘de muur’ en de vooroorlogse ‘officierswoningen’ is ons nieuwe onderkomen. Het is ons ten strengste verboden door het ‘gat’ in de muur te gaan of je bij de ‘officierswoningen’, volgepakt met vrouwen en kinderen uit Soerabaia, te bevinden. Er was weinig sanitair: 4 hurk wc’s en 4 douches voor 2100 vrouwen en kinderen. Er werd een groot gat (10x3m) gegraven met 2 bamboe’s eroverheen en een gedek eromheen als vervanging. (Drink-)water wordt met emmers aan een touw uit een put van circa 5m diep gehaald.

Op een dag eind augustus komt een Dakota over met in de deur 2 mannen, we roepen naar elkaar; ze gooien oranje en witte bonnetjes eruit, die door de harde westenwind over het kamp heen waaien in het meer. Ik vraag inheemse vissers, die buiten het kamp van het meer terugkomen, er wat voor mij op te halen. Oranje met beeltenis Wilhelmina en ‘bevrijd’; de witte: ‘blijf voor je veiligheid in het kamp’.

Er verandert niets, de Jap blijft wreed. Zo slaat een Jap op een vrouw in, tot ze stil wordt; hij toont zijn in 3 stukken geslagen speer boven het gedek (kamp-omheining uit gevlochten bamboe stroken). Mannen worden met de polsen op de rug met een touw aan één van de drie bomen gebonden en zodanig omhoog getrokken, dat ze nog net konden staan in hun blote lijf met schaamschortje aan in de volle zon. Als ze uitgedroogd ‘dorst’ mompelden was de Jap niet te beroerd ze een dot gedrenkt in urine in de mond te duwen. Na 3 dagen waren ze meestal dood, de schouderbladen gebroken.

Of het voorval waarbij een jongen uit het kamp op een avond – tussen buiten- en binnen-poort - werd ‘gejonast’; een kring Jappen en de jongen, die als ‘bal’ werd rondgespeeld. Waar ze hem maar grijpen konden, werd hij door de kring gesmeten, totdat kampleidster mevrouw J. Eichelberg-Koppelaar werd gealarmeerd toesnelde en de jongen in bescherming nam en meenam het kamp in. In de jaren 1960 had ik een collega die zich spastisch voortbewoog en moeizaam sprak; hij was door de Jap ‘gejonast’ en dit was het gevolg. Er is nadien nooit meer over ons ‘kampverleden’ gesproken. Was dit toeval of had de Jap het ‘jonassen’ als algemeen tijdverdrijf?

Op een dag zijn mijn broertje ik door een rioolbuis onder het gedek én de straat door gekropen en linksaf de weg afgelopen. Op de kruising zagen we een echte passar (markt), de kleur en geur van de specerijen en de verschillende vruchten en allemaal mensen die aan het ‘shoppen’ waren geweest. Er is vast een avondklok want men ging terug naar de kampen. We spraken een aantal mensen, waaronder een militair en vertelden ons verhaal.

Rond eind augustus liep de vader van G. Bohlken, arts in Ambarawa 7 te voet met enkele verpleegkundigen naar Banjoebiroe 11 en herenigde zich met zijn vrouw en kinderen. Daar hoorde hij dat Banjoebiroe 10 nog niet bevrijd was en ging ‘verhaal’ halen bij de Jap. Een dag later zijn wij vrij, dat moet rond 1 september zijn geweest. Er ontstonden gaten in ’t gedek en er kwam ruilhandel op gang. Zo weet ik in ruil voor een bedjasje een jonge kip te ruilen, na veel gedoe is de kip gaar. Moeder, met loszittende tanden en niet in staat te bijten, verklaart later: ”het was zo mals, ik kon het opzuigen.” Het was haar eerste echte maaltijd.

Begin september kwam een Rode Kruis inspectieploeg in het kamp; er werd gefluisterd dat er een Zwitser bij is. Moeder, meer dood dan levend, sleepte zich naar de weg en riep hem. Hij herkende haar na 3 jaar niet meer, schrok enorm teon hij mijn moeder herkende en vroeg wat hij voor haar kon doen. Ze vroeg om een washulp, mijn moeder en haar jongste hadden dycentrie en moesten dagelijks gewassen worden. De wasvrouw kwam en moeder kreeg vitamine B12-injecties en ze overleefde het. Ook verbeterde de voedselvoorziening in de weken hierna aanzienlijk.

Wat we niet wisten is dat deze Zwitser, Alfred Hermann ILG, waarnemend Consul van Zwitserland te Batavia, na de capitulatie met zijn auto naar Semarang kwam ter inspectie van de Zwitserse kolonie. Daar trof hij Wieslander, de Zweedse consul uit Soerabaia, en enkele militairen, onder andere Overste Droog, majoor Scheffelaer met adjudant en Hogewerf, oud Resident van West-Java, terug op hun ‘post’ om het ‘gezag’ van de Jap over te nemen.

Droog en ILG, in wit tropenpak, gingen samen op inspectie in de kampen (3x Semarang, 3x Ambarawa en 3x Banjoebiroe; waarbij Banjoebiroe 10 het allerslechtst er aan toe was. Terug in Semarang verzocht Droog ILG langer te blijven voor meer inspecties; ILG wilde terug naar Batavia, zijn Kolonie was in orde. Droog smeekte ILG om Fl. 500.000,00 en liever nog meer voor noodhulp. ILG wist Fl. 300.000,= tegen Kwitantie te regelen; “Schuld Nederlandse Staat aan Zwitserse Staat, door beiden getekend”. Met dit geld wist Droog vruchten, eieren en rijst te kopen en te verdelen over de kampen in de regio Semarang, waarmee hij een grote sterfte voorkwam. (Bron: Schweizerisches Bundes Archiv, BAR E2500#1968/87#590*)

De zieken gingen medio september via Ambarawa (barakken naast de Kerk) naar het Militair Hospitaal in Magelang. Gurka’s die ons bewaakten tot de munitie op was. Tijdens de 3-daagse wapenstilstand begin november vluchtten we naar Ambarawa kamp 6 en van daar via Semarang (Skelet Theefabriek) per boot, van Heutz, naar Batavia. Batavia was overvol en eenieder moest met de trein terug naar Bandoeng. Daar werden wij door de ‘man in tropenpak’ van boord gehaald en over de loopplank richting trein gestuurd. 

Aan beide kanten stonden schouder aan schouder Jappen als een muur. Alfred Hermann ILG, de man in tropenpak, maakte met zijn hand een gebaar en de muur opende zich. Met een grote slee met chauffeur werden we naar een ander deel van de haven gebracht, waar een Italiaanse kruiser ons aan boord nam om naar Singapore te gaan waar vader wachtte.

Het opengaan van de muur betekende voor mij ‘vrijheid’. Het is dan 16/17 november 1945. Van Singapore zij wij met de Nieuw Amsterdam naar Nederland gereisd.

Dieter van Schagen