Foto: ByFreepik
Foto: ByFreepik Foto: ILONA SHOROKHOVA
Zomerverhaal

Zomergeluk in een roze ijsje

Algemeen

Son en Breugel - Het is zomer 2008. Terwijl we met ons jonge gezin plannen maken voor de heerlijke lange zomer die voor ons ligt, worden we gebeld vanuit de regio Rotterdam. De jeugdzorg aldaar zit erg omhoog met een manneke van drie jaar, samen met zijn moeder zwervend door de straten, etend uit vuilnisbakken. Binnen de regio is hij, zo vlak voor de vakantie, moeilijk in een pleeggezin te plaatsen. En zo komt hij die zomer vanuit Rotterdam naar Son en Breugel. Ik wist toen nog niet dat elke zomer daarna zijn naam wel even zou vallen. 

Redacteur: Patricia van Baak

Hij liet een onvergetelijke indruk achter, dat blonde ventje met blauwe ogen die aan het begin van zijn verblijf vaak waterig waren. Hoe hij daar stond op de deurmat, met enkel zijn Connexxion speelgoedbus in zijn handjes, zijn tijdelijke huis en zijn bewoners nauwkeurig taxerend. ‘Help’, schreeuwde zijn lijfje.

Onze jongste, nauwelijks een jaar ouder, deed wat hij altijd deed als er tijdelijk een crisisplaatsing kwam. Hij liep naar het ventje toe en zei : “Kom maar, ik heb speelgoed en daar mag jij mee spelen. Jij gaat weer weg, maar mijn speelgoed blijft hier!”

En ook voor het jongetje uit Rotterdam werkten deze toverwoorden: “O, ik hoef hier niet te blijven; ik mag spelen totdat ik weer naar mama ga.”

Zijn begindagen bestonden dan ook uit spelen; uren rijden met zijn speelgoedbus over de wegen van de automat, naast veel slapen en heel veel eten. Hij lustte alles. Zijn gezichtje kwam op stand verwondering, in alle rust genietend van wat hij waarnam. Hij deed nog niet mee met schminken, waterballonnenpret en koekjes bakken. Hij stond erbij, steeds een stapje dichter naast me, en nam mij mee in zijn wondere wereld, waarin geen plaats leek te zijn geweest voor eenvoudige kinderdingen. Soms voelde ik zijn blonde hoofdje tegen mijn arm. Vaker kreeg ik een glimlach, zijn oogjes samengeknepen tot spleetjes, zijn autobus steevast in zijn handjes geklemd. Hoewel hij goed kon praten, zei hij niet veel.

Op een dag zag ik zijn bus keurig geparkeerd staan op de mat, maar de vasthoudende eigenaar ervan zag ik niet. Ah, daar liep hij. Hij duwde de houten poppenwagen van zijn tijdelijk pleegzusje voor zich uit tijdens zijn wandeling door het hofje. Steeds stoppend om vol overgave dat ene blaadje, dat mooie bloemetje, dat kleine beestje in de poppenwagen te leggen. Vol overgave en verwondering vulde hij zijn schat. En wederom zag ik door zijn kinderogen de wonderlijke wereld, geenszins vanzelfsprekend.

Hij was erg gemakkelijk. Leek vertrouwen te hebben dat alles weer goed zou komen. Op een donderdagmiddag togen we richting markt. Stepje en fietsje mee. Het jongetje zat in de buggy, soms liep hij daarachter. Als bijna vanzelf liepen we richting La Toscana. En daar waar ik voorbereid was op de vraag ‘hoeveel bolletjes mogen we?’ werd ik verrast door een hoog stemmetje: “Ooooh, mag ik écht een roze ijsje kiezen?”. Zijn oogjes vol sprankeling. We kozen zonder overleg allemaal een roze ijsje die middag. Zo gaat dat kennelijk. En wat ik toen zag, heb ik geprobeerd vast te houden: geluk zit in een roze ijsje.

Voor hemzelf zat geluk in heel veel kleine dingen. Groot geluk toen hij verenigd werd met zijn zusje. Een kluwen blond haar toen zij elkaar weer zagen. Na wat praktische aanpassingen aldaar hebben we hem naar haar toegebracht om definitief samen op te mogen groeien in het pleeggezin waar zijn zusje al woonde. Een stuk dichter bij mama.

Ons laatste dag was er een met meerdere waterige blauwe ogen, een tas met kleding en speelgoed, met bovenop de Connexxion-bus.

Hij liet een onvergetelijke indruk achter, dat blonde ventje met achter zijn blauwe ogen een wereld van verschil. En elke zomer weer proef ik geluk, denkend aan dat mooie manneke uit Rotterdam.