•	Prent: Man met kan en wijnglas, Jan van den Bruggen, 1659-1740.
• Prent: Man met kan en wijnglas, Jan van den Bruggen, 1659-1740. Foto: Heemkundekring Son en Breugel

Gerrit Schutjes: Een onaangenaam mens (deel 1)

Algemeen

Son en Breugel - We kennen allemaal wel een aantal verhalen uit de Camera Obscura van Hildebrand (pseudoniem van Nicolaas Beets) uitgegeven in 1839. Zoals de "De familie Stastok" en het overbekende "Hoe warm het was en hoe ver". Een geschiedenis die ook nogal eens aangehaald wordt, is "Een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout". Deze vertelling gaat over de neef van Hildebrand: Robertus Nurks. Deze neef heeft de gewoonte om in gezelschap hatelijke opmerkingen te maken over andere mensen. Ook Hildebrand krijgt de nodige onvriendelijkheden toegeworpen. Hildebrand voelt zich dan ook niet op zijn gemak bij zijn neef en hij vindt hem in één woord onaangenaam.

Een eeuw voordat de Camera Obscura verscheen had Son en Breugel ook zo'n etterbak, namelijk Gerrit Schutjes. Maar Gerrit was vele malen erger. Als het op betalen aankwam gaf hij vaak niet thuis, daarbij vloekte en tierde hij niet alleen dat het een lieve lust was maar hij sloeg er ook regelmatig op los. Gerrit werd op 8 april 1716 in Son gedoopt. In 1742 erfde hij een aantal gronden gelegen in Breugel en Zeelst plus f. 430 aan obligaties. Gerrit was daardoor een tamelijk welgesteld man. Hij bekleedde dan ook diverse ambten. Zowel in Son als in Breugel was hij een keer een jaar borgemeester (= beheerder van de dorpsfinanciën). In Son was hij vier jaar actief als schepen en in Breugel trad hij vijf jaar op als collecteur van de verpondingen (= iemand die de grondbelasting int). Gerrit moet dus een bepaalde geschiktheid hebben gehad om deze overheidsdiensten te kunnen uitvoeren. Het probleem bij Gerrit zat dan ook niet in zijn verstandelijke vermogens maar in zijn onwil om rekeningen te betalen en in zijn opvliegend karakter. Uit alles blijkt dat Gerrit de kunst verstond om vijanden te maken. Een paar voorbeelden zullen dit duidelijk maken.

Toen mr. Molemakers uit Stratum in 1751 zijn cijnsboek aan het bijwerken was, vond hij daarin vele niet betaalde rekeningen (cijns = belasting voor het gebruik van grond.) Ook Gerrit Schutjes had cijnsschulden bij Molemakers voor een akker aan de Herpenbeek in Son. Omdat hij niet betaald had, moest hij een boete van 6 carolusgulden betalen (carolusgulden = gulden uit de tijd van Karel V). Gerrit weigerde echter waarop Molemakers via een proces alsnog probeerde zijn geld te krijgen. Gerrit bleef ontkennen dat hij eigenaar van de betreffende akker was. Hij beweerde wel eigenaar te zijn van een akker in Boort in Nuenen. Het proces duurde jaren. In 1755 schrijft Molemakers enigszins moedeloos aan procureur Rijstenbergh: "Mijnde als van dagh tot Son te wesen maer vermits het soo scherp rijden is door de Stadt, so en derve het niet te wagen." (ook toen was het blijkbaar al moeilijk om door Eindhoven te rijden). "Wat aanbelangt het antwoordt van Schutjes, dat komt mij soo flauw van voren, hij spreekt daer van de helft van 7 duijten maer den chijns is de helft van 14 duijten, nu wij moeten eerst duijdelijck informeren off Nagelmakers in Boort nog meer percelen heeft gehadt eer wij voort vaeren." Waarschijnlijk heeft Molemakers naar zijn geld kunnen fluiten.

Gerrit heeft van Jan Verhagen een aantal varkens gekocht maar weigerde te betalen. Daarop heeft Jan Gerrit gedagvaard om voor de schepenen te verschijnen in het raadhuis te Son. De zitting werd gehouden op 19 september 1754 om 10 uur 's morgens. Die morgen ging Jan Verhagen samen met twee kennissen op weg naar het raadhuis. Toen ze langs het huis van Gerrit Schutjes kwamen, troffen ze deze aan voor de deur van zijn huis met een romertje (= wijnglas) in de hand. Tijdens het passeren riep Gerrit tegen Jan Verhagen: "Schelm, kom in mijn huis en drinckt eens mee." Waarop Jan antwoordde: "Dat leg ick in kennis." Hierop ontstak Gerrit in woede en sloeg Jan Verhagen met zijn vuist in het gezicht. Jan viel hevig bloedend in het gezicht op de grond. Toen hij na een poosje weer bij kennis was, vervolgden de drie mannen hun weg naar het raadhuis. Gerrit kwam even later binnen en zei tegen Jan: "Ghij bent een schelm en daer houde ick u voor en ghij bent van schelmen voortgekomen. Waarom dagvaert ghij mij sonder aenmaninge daer ick u gelt heb gepresenteert." Jan accepteerde deze aantijging niet en antwoordde: "Ghij bent een leugenaer en een crack mick en van crackmicken aert. Ghij kunt seggen wat ghij wilt." Helaas is onbekend hoe deze rechtszaak is afgelopen, maar de reputatie van Gerrit zal er niet beter op geworden zijn.

Frans Wilbrink. (Heemkundekring Son en Breugel)
Wordt vervolgd.