“Sinds de jaren ‘90 van de vorige eeuw heet het bedrijf Rendac en verzorgen ze de destructie van dode dieren voor geheel Nederland. In 2014 werd het bedrijf onderdeel van Darling Ingredients. Deze multinational is ‘s wereld grootste producent van duurzame natuurlijke ingrediënten uit eetbare en niet
“Sinds de jaren ‘90 van de vorige eeuw heet het bedrijf Rendac en verzorgen ze de destructie van dode dieren voor geheel Nederland. In 2014 werd het bedrijf onderdeel van Darling Ingredients. Deze multinational is ‘s wereld grootste producent van duurzame natuurlijke ingrediënten uit eetbare en niet Foto: RENDAC

Van regionaal idee tot toonaangevende internationale onderneming

Algemeen

Son en Breugel - Rendac zorgt al meer dan 80 jaar voor het ophalen van gestorven landbouwdieren en het verwerken tot nuttige eindproducten. In bijgaand verhaal schetsen we de ontstaansgeschiedenis van dit bedrijf. Dit mede aan de hand van een jaarverslag uit 1935 van een kringafdeling van de NCB, dat onze dorpsgenoot Jan van der Heijden ons enthousiast ter hand stelde.

Door: Arjen Strik

Rendac is één van de bedrijven die werk doet dat volgens de wet moet gebeuren. Sterker nog, het bedrijf had er al moeten zijn voordat het werd opgericht in 1934. In 1919 werd namelijk de nieuwe Vleeschkeuringswet van kracht.  In deze wet werd voorgeschreven, dat kadavers en vleesafval in het vervolg niet meer zouden mogen worden begraven, maar onschadelijk gemaakt moest worden bij een destructiebedrijf. Dit om kadavers van overleden landbouwdieren snel op te halen en te verwerken zodat er geen risico's ontstaan voor mens en milieu.

Boereninitiatief
Er werd, na het invoeren van deze wet, aan de gemeenten 10 jaar gegeven om deze voorzieningen te bouwen en in bedrijf te stellen.  Destijds was Brabant een heel arme overwegend agrarische provincie, met onverharde wegen, bevolkt door vele keuterboertjes met grote gezinnen. Primitieve dorpjes en armlastige versnipperde gemeenten. Het lukte de gemeenten dan ook niet om de gewenste voorzieningen uit de Vleeschkeuringswet rendabel voor elkaar te krijgen. Zij kregen uitstel tot 1934. Toch was het voor de vele gemeenten niet mogelijk om aan de wet te voldoen. De Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond (NCB) had inmiddels het vraagstuk van de destructie ter hand genomen met het doel de eventuele voordelen van de destructie voor de eigenaren van de kadavers, de boeren, te behouden en een centrale fabriek te plaatsen. De NCB was een Brabantse coöperatie waarvan de boeren lid konden worden om hun belangen te behartigen. De NCB was de voorloper van de huidige ZLTO. Steeds meer gemeenten ondertekenden dit collectieve initiatief van de coöperatie en voortvarend werden de plannen voor een gezamenlijke destructorfabriek verder uitgewerkt.

Werkgelegenheid
Nu moest men alleen nog bepalen waar de fabriek kwam te staan. Met name een actieve lobby door burgemeester Antoon van de Ven van Son en Breugel zorgde ervoor dat de destructor van de NCB zich in Son vestigde. Een belangrijke impuls voor de werkgelegenheid van de destijds dunbevolkte gemeente. Om de bouw te bekostigen werden aandelen uitgegeven van fl. 1000,-- door de NCB/Rooms Katholieke vereniging van Boeren en Tuinders gevestigd in Son.

In het begin moesten vele boeren nog wennen om de kadavers van gestorven dieren aan te melden bij het bedrijf. In veel gemeenten werd vereist dat de kadavers naar verharde wegen, noodslachtplaatsen of kadaverhuisjes werden versleept, terwijl in het buitengebied er nog amper verharde wegen bestonden. Men was gewend deze resten zelf te begraven rond het boerenerf. In een schrijven van de eerste directie van de NCB werden boeren daarom opgeroepen gebruik te maken van de destructor omdat alleen dan het doel van de Vleeschkeuringswet bereikt kon worden en de boeren konden meedelen in de opbrengsten van de coöperatie.

De eerste directeur dhr. Aarts beschrijft in het eerste jaarverslag van 1935 het uiterst moderne productieproces.  "In de fabriek wordt het aangevoerde materiaal in de slachthal gebracht daar worden de dieren machinaal onthuid, waardoor een hoge huidwaarde wordt verkregen. Vervolgens worden de kadavers in delen getransporteerd naar de destructieketel…" Zo gaat de beschrijving van deze destijds hypermoderne technieken nog even door. Maar al gauw stond de destructor bekend als de stinkfabriek in verband met de geur die zij over de omgeving verspreidde en het afvalwater dat via een open sloot, in de volksmond de Stinkloop, geloosd werd in de Dommel. 

Duurzaamheid
Tegenwoordig is dat enorm verbeterd, door jarenlange investeringen in moderne luchtfilters en zuiveringstechnieken. De eindproducten van Rendac zijn dierlijk eiwit en dierlijk vet. Deze mogen niet meer gebruikt worden voor veevoer en champignongrond maar worden nu ingezet als duurzame biobrandstof voor de productie van groene stroom en biodiesel. Omgerekend, staat één jaar productie van Rendac gelijk aan de elektriciteitsbehoefte van meer dan 40.000 Nederlandse huishoudens. Daarmee heeft Rendac duurzaamheid hoog in het vaandel.

In 1934 werd de destructor aan de Kanaaldijk in Son geopend onder de naam N.V. Chemische bedrijven van de N.C.B. Dit bedrijf, zou dierlijk materiaal voor geheel Zuid-Nederland gaan verwerken tot veevoer en later champignongrond.”
“In 1934 werd de destructor aan de Kanaaldijk in Son geopend onder de naam N.V. Chemische bedrijven van de N.C.B. Dit bedrijf, zou dierlijk materiaal voor geheel Zuid-Nederland gaan verwerken tot veevoer en later champignongrond.”