Afbeelding
Foto: Wil Feijen

Column Luc: Oom Henk

Column Column Column Column Lucky Luc

Son en Breugel - Het zijn flarden, die ik me herinner van mijn oom Henk. Zijn bulderende lach. Zijn borstelige snor. Een wit overhemd dat hij aanhad, met korte mouwen. Henk, een broer van mijn moeder, vier jaar jonger dan zij. Geboren midden in de oorlog, als oudste zoon en derde van in totaal zes kinderen. Een vrolijk, ondeugend kind dat altijd buiten was.

Een man die ik alleen kende van verjaardagen en feestdagen, en van een enkele logeerpartij. Een man die altijd lachte, ook als er niets te lachen viel. Een man die graag kattenkwaad uithaalde, vooral als jongen. Mijn opa en oma konden er ook wel mee lachen, al vonden ze dat ze dat niet mochten laten blijken. Aanmoediging werkte averechts.

Een erg gelukkig leven heeft oom Henk niet gehad. Hij had ook momenten van geluk, zeker wel. Zoals bij vrijwel iedereen kwam de nodige ellende op zijn pad. Twee scheidingen, twee keer dacht hij liefde gevonden te hebben, tot die liefde hem in de steek liet. Een dochter hield hij eraan over, een dochter die hij nooit zag. Dat was niet zijn keuze. Drie keer was inderdaad scheepsrecht. Bij José en haar kinderen vond hij het geluk waar hij al die jaren naar op zoek was.

Hard werken kon hij, mijn oom Henk. Vele jaren werkte hij in een slachterij, geen licht werk. Wat hij verder voor werk deed, weet ik niet. Op het laatst was hij conciërge, dat weet ik wel. Tennissen deed hij ook. Tot hij op een avond in elkaar zakte, op weg naar het net na een wedstrijd, om zijn tegenstander te feliciteren. Weg was oom Henk, zomaar ineens, van het ene moment op het andere.

De beelden van zijn begrafenis staan op mijn netvlies gebrand. Zijn weduwe, stiefkinderen, broer, zussen, neven en nichten, vrienden en kennissen, overmand door verdriet en onbegrip. Mijn oma, die door twee mensen ondersteund moest worden, toen zijn kist de grond in ging. Verlies kan hard aankomen, je kind verliezen lijkt me één van de ergste dingen die er zijn.

Ik heb hem nooit echt gekend, mijn oom Henk. Nooit hebben we met elkaar gesproken, van man tot man. Nooit hebben we elkaar aangekeken en gezien wie de ander was. Familie waren we, verbonden door een bloedband.

Het is bijna 25 jaar geleden, een kwart mensen leven. Ondanks het feit dat ik hem niet echt gekend heb, zal ik oom Henk nooit vergeten.

Zijn bulderende lach echoot nog steeds in mijn oren.