Column Judith: Vechtlust
Algemeen ColumnSon en Breugel - Een collega vraagt of ik tijd heb om samen iemand op bed te helpen. Natuurlijk maak ik tijd. ‘Hee, ben jij er ook weer?’, begroet ze me hartelijk als ik haar kamer binnen kom.
Ik kijk haar lachend aan en vraag haar hoe het met haar gaat. Een paar weken geleden werd ze getroffen door een herseninfarct, waardoor ze halfzijdig verlamd is. Na haar ziekenhuisopname kwam ze naar ons om verder te herstellen. Ze woonde nog altijd zelfstandig en hoopt stiekem op een wonder: misschien kan ze nog terug naar haar fijne huis. Aan haar inzet, doorzettingsvermogen en optimisme gaat het zeker niet liggen.
‘Ik kan mijn arm en mijn been al een beetje bewegen, Judith. Hoewel het kleine stapjes zijn, ben ik blij dat ik nog steeds vooruitga. Of ik ooit nog naar huis kan, is de vraag, maar ik hoop er zeker wel op!’
Terwijl mijn collega en ik haar verzorgen, praat ze honderduit. Over haar kinderen en hun partners, die zo bezorgd zijn. En over haar kleinkinderen, die haar bezoeken en oefeningen met haar doen.
Ik kijk naar haar. Ze heeft genoeg redenen om in de put te zitten. Toch kiest ze ervoor om te genieten. Soms is ze verdrietig en heel af en toe rolt een traan over haar wangen.
Met liefde en begrip proberen mijn collega’s en ik er op dat soort momenten voor haar te zijn, om later weer mee te genieten van de successen en succesjes die ze behaalt.
Haar realistische vechtlust, met ruimte voor verdriet, liefde en optimisme maken haar een prachtig mens om voor te zorgen.