Luc van de Wiel
Luc van de Wiel Foto: Astrid Timmers

Column Luc: Sultan

Algemeen

Son en Breugel - ‘Hee sultan, hoe is het?’ zei ze tegen me. Het was op een reünie van oud-collega’s, het waren fijne mensen, waar ik prima mee samengewerkt had, een kleine twee jaar lang. Wegbezuinigd waren we, onze toenmalige werkgever kon het werk dat wij deden ergens anders goedkoper laten doen, daar doe je niets aan. Niets anders dan je CV maar weer eens afstoffen en gaan zoeken naar ander werk. Omdat we allemaal in hetzelfde schuitje zaten, ontstond een zekere saamhorigheid. Een samenhorigheid die overigens niet kon verhinderen dat we elkaar langzaam uit het oog verloren, ondanks berichtjes op Gezichtsboek.

Totdat één van ons het initiatief nam, en een lunch organiseerde. En de sultan zijn sultana’s weer zag. Ik als sultan, het idee alleen al roept een glimlach bij me op. Ik kan maar van één vrouw houden, om er een hele harem op na te houden, ik zou er niet aan moeten denken. Om nog maar niet te spreken over de vrouwen zelf, die maar moesten wachten op de sultan hen een gunst wilde verlenen. Laat staan dat ik van iemand een eunuch zou willen maken. Brrr!

De bijnaam is onschuldig genoeg. Al sinds jaar en dag heb ik de gewoonte tussen de middag te gaan wandelen, heerlijk vind ik dat! Even buiten zijn, even in beweging zijn, het is gezond. Dus toen ik bij deze werkgever kwam, wilde ik deze gewoonte in stand houden. Al snel kwam ik erachter dat twee vrouwelijke collega’s ook aan de wandel gingen, tot mijn geluk mocht ik me aansluiten. Elke dag liepen we met z’n drieën door de buurt, als een sultan met zijn gevolg. Zo werden we in elk geval omschreven door onze collega’s. Voor mij was het gewoon gezellig, wandelen met leuk gezelschap.

De reünie was gezellig, het was leuk mijn oud-collega’s te zien en te horen hoe het met ze ging. Het maakte me ook duidelijk dat die periode afgesloten is voor mij, hoe leuk het ook is om herinneringen op te halen, leven doe ik in het heden. Hoe leuk het ook was, achteraf had ik het gevoel van een gemiste kans. Eigenlijk had ik binnen willen komen met mijn sultana’s, aan iedere arm één. In vol ornaat, met tulband en krulschoenen, de dames in wijde pofbroeken en topjes vol met glitters, en een sluier.

Dat was nog eens een entree geweest van de sultan, om nooit te vergeten.