Blauwborst gespot door Luc
Blauwborst gespot door Luc Foto: ©Gineke de Laat

Column Luc: Blauwbekken voor de blauwborst

Algemeen Column

Son en Breugel - We hebben het flink te pakken, mijn vrouw en ik. Het is een virus, dat steeds sneller om zich heen grijpt. Zo zeer zelfs, dat we er midden in de nacht voor opstaan. Dat is dan ook het enige gevaarlijke aan dit virus, dat je wel de ademt beneemt, maar niet op een overvolle IC-afdeling doet belanden. De wereld is nog zwart-wit, als de wekker afgaat. Het lijkt gekkenwerk, om zo vroeg op te staan, op zondagmorgen nog wel. Je moet er iets voor over hebben, als je vogels wil kijken. De wereld krijgt langzaam kleur, als we op weg gaan, over verlaten straten. Vogels en andere dieren hebben vrij spel, een enkeling kijkt verstoord op als wij langs fietsen. Alsof wij geen recht hebben daar op dat moment te zijn, alsof de straat dan van hen is. Wat denken wij wel?

Het is koud, een gure wind en grijze wolken doen meer denken aan herfst dan aan lente. Onderweg al hoorden we het orkest van de natuur aanzwellen, klonk de symfonie van de natuur uit vele keeltjes. Koolmezen en vinken, die herkennen we inmiddels met gemak. Roodborstjes en de winterrrrkoning (zo klinkt hij echt!) eveneens, die horen we graag. Vogels horen is makkelijk genoeg, al kun je in het begin weinig wijs uit de kakafonie aan geluid, die je op elke lenteochtend kunt horen. Als je wat meer geoefend bent, kun je de geluiden van verschillende soorten onderscheiden, ieder heeft zijn eigen klank. Soms lijken ze op elkaar, toch zijn er verschillen.

Als je eenmaal gegrepen bent door het vogelaar-virus, laat het je niet meer los. We gaan graag op zoek naar soorten die we niet eerder gezien of gekiekt hebben, zoals de blauwborst. Dus waren we voor dag en dauw uit de veren, struinden we het riet en de struiken langs de Dommel af, op zoek naar een glimp. In het riet langs de oever hoorden we de kleine karekiet, een prachtig vogeltje dat je normaal gesproken wel hoort, maar niet ziet. De blauwborst hoorden we ook, maar hoe we ook zochten, we kregen hem niet in beeld.

De wind nam toe, en werd guurder en guurder. De kou kroop in onze kleren, we konden niet langer wachten. Vogels spotten is een kwestie van geduld, maar de kou werd te erg. Teleurgesteld keerden we huiswaarts. ’Volgende keer beter’, zeiden we opbeurend tegen elkaar. Blauwbekken voor de blauwborst, het heeft zijn grenzen.