Column Judith Curfs
Column Judith Curfs Foto: Wil Feijen

Column Judith: Ontroerd

Column

Hij is terminaal. Om zijn lijden te verlichten, heeft hij een pompje met morfine en slaapmedicatie. Aan alles maken we op dat zijn einde nadert: zijn ademhaling wordt rochelend, oppervlakkiger en stopt zo nu en dan, zijn handen en voeten worden koud en zijn gezicht oogt wat spitser dan voorheen. 

Als ik zijn kamer binnenkom om de pomp te controleren, maken mijn collega en ik een praatje met zijn vrouw. Ze houdt zijn hand vast en streelt zijn gezicht. 

‘We zijn al zo lang bij elkaar: 64 jaar getrouwd en daarvoor waren we al 8 jaar samen. Hij is 88 en ik ben 86. Ik weet wel dat hier mensen wonen die veel ouder zijn, maar voor mij is het mooi geweest. Als hij er niet meer is, neemt hij mijn geluk mee.

Hij blijft me verrassen. Vorige week nog…toen ging van alles mis en moest ik huilen. Daar zou hij eerst vreselijk boos van zijn geworden. Hij kon er niet tegen als ik huilde. En nu, wat denk je? Hoewel het hem zóveel moeite kostte, stond hij op uit z’n stoel. Ik vraag nog aan ‘m wat hij gaat doen. Je zult het niet geloven: hij kwam mij troosten! Na al die jaren wist hij ineens raad met mij! Dat zijn toch mooie dingen!

Nee, als hij er niet meer is, dan ga ik ook. Ik heb pijn aan allebei de kanten van mijn buik. Hopelijk is het geen spanning maar echt iets ergs, zodat ik snel met hem mee kan gaan. Daar verheug ik me op!’

Ontroerd en met tranen in onze ogen verlaten mijn collega en ik zijn kamer en laten het echtpaar hun laatste momenten samen zijn.